zaterdag 8 augustus 2009

Pastiche

Naar aanleiding van een interview in De Volkskrant van gisteren met bewerker Pietjan Dusee en regisseuse Yvonne van Beukering van de toneelversie van De Helaasheid der Dingen van Dimitri Verhulst heb ik me aan een pastiche gewaagd. Dusee zegt in het interview onder andere: “We wilden er op het toneel géén slemppartijen van maken. Geen stoere zuipverhalen”. En Beukering voegt er aan toe: “Dat zuipen is meer een mannending. Mij gaat het vooral om het effect dat zo’n opvoeding heeft op een kind.”

De Helaasheid der Dingen is met stip het boek waar ik de laatste jaren het meest om heb gelachen. Ik mocht het niet in bed lezen, omdat ik steeds zo lag te schuddebuiken dat mijn vrouw er niet van kon slapen. Het staat van de eerste tot de laatste bladzijde vol fantastische zuipverhalen. Daar lust ik wel pap van. Daarom liet ik op mijn theaterblog vandaag de emoties maar eens de vrije loop.

Puur voor de lol heb ik Verhulst al eens eerder gepersifleerd op het blog van het Nieuw Humoristisch Front, waar ik heel wat actiever ben dan op mijn literatuur- en theatersites. Misschien komt daar ooit nog verbering in, dus blijf a.u.b. dit blog bezoeken.

woensdag 27 mei 2009

Een nieuwe liefde

Dit blog wil maar niet op gang komen. Toen mijn vader enkele jaren geleden overleed, ontdekte ik dat hij van alle boeken die hij had gelezen, of in elk geval van heel veel boeken, aantekeningen had gemaakt. Vaak uitgebreide samenvattingen. Dat was dus zijn geheim. Hij wist bijna alles. En als hij het niet wist, liep hij naar de boekenkast en haalde er feilloos een boekwerk uit waarin het antwoord was te vinden.
Ik nam me voor voortaan ook zo te werk te gaan, maar er kwam niets van terecht. Toen ik een tijd later aan bloggen verknocht raakte, vatte ik het plan weer op. Het is immers doodzonde al die mooie literaire ervaringen te vergeten. Kunst is fantastisch, maar de herinnering is zo vergankelijk als het leven. Het is niet dat ik niet genoeg lees of niet genoeg van boeken houd. Het is een gebrek aan discipline.

Dat ik nu eindelijk weer iets op het blog plaats, komt door mijn nieuwe liefde: Julian Barnes. Zijn Flauberts papegaai had ik al jaren in huis. In tweevoud, ontdekte ik toen ik een nieuwe boekenkast in gebruik nam om weer een beetje op orde te komen. Het leek me niet zo veel bijzonders, maar ik nam het mee op vakantie en las het in één adem uit. Eindelijk weer een schrijver van Nabokoviaanse allure. Wat een mooie biografie! In ieder hoofdstuk staat een min of meer afgerond verhaal met een verrassende, maar uiterst subtiele ontknoping. Het is al weer een hele tijd geleden dat ik het las en ik maakte er geen verslag van en er verscheen niets op dit blog, maar ik wist zeker dat ik meer van die schrijver moest lezen. Dat vergat ik weer, tot ik Niets te vrezen, in de boekwinkel zag liggen.

Bijna alle boeken lees ik trouwens in één keer uit. Zelfs enorm dikke knuppels. Tenzij ik al na een paar bladzijden doorheb dat het weer een bundel stompzinnig gezwatel is natuurlijk. Maar als het me boeit, ben ik verkocht. Dan ben ik moeilijk aanspreekbaar en kom ik bijna nergens anders toe. Gelukkig lees ik nog al snel. Anders was de ramp niet te overzien. En gelukkig weet ik me tegenwoordig tamelijk goed in te houden. Ik begin er gewoon niet zo vaak meer aan, aan lezen. Want als de eerste slok eenmaal gesmaakt heeft, slaat de verslaving onverbiddelijk toe.

Bij Julian Barnes’ Niets te vrezen liep het allemaal heel anders. Ik heb er een paar maanden over gedaan. Dit boek over de dood, de vergankelijkheid en het al dan niet bestaan van god is opnieuw superieur geschreven, maar het onderwerp interesseert me geen bal. Over achterlijke concepten als een leven na de dood kan ik me alleen nog opwinden omdat er zo veel mensen in geloven. En toch pakte ik het boek steeds weer op als ik het zuchtend had weggelegd. Er staan zoveel fantastische observaties in, zulke mooie associaties, zoveel wetenswaardigheden. En dat allemaal zo heerlijk los-vast gerangschikt, van de hak op de tak, maar wel in één groot geheel van herinneringen, vermeende herinneringen, anekdotes, filosofieën en filosofeitjes dat ik na een paar dagen steeds weer nieuwsgierig werd hoe het verder zou gaan. Het leesproces rekte zich uit tot een eeuwigheid. Mijn desinteresse vocht mee in de strijd tegen de vergankelijkheid. En omdat ik dat graag wil onthouden, en de ervaring zelfs met u wil delen, vertrouw ik dit verslag toe aan dit al tijden dood gewaande blog.

Eén van de mooiste Nederlandse gedichten heb ik altijd De tuinman en de dood van P.N. van Eyck gevonden:

De tuinman en de dood

Een Perzisch Edelman:

Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: 'Heer, Heer, één ogenblik!

Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.

Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.

Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!' -

Vanmiddag -lang reeds was hij heengespoed-
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.

'Waarom,' zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
'Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd?'

Glimlachend antwoordt hij: 'Geen dreiging was 't
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,

Toen 'k 's morgens hier nog stil aan 't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan.'

Als hij het over de dood als grappenmaker heeft (“God zou dood kunnen zijn, terwijl de dood springlevend is”), komt Julian Barnes op de proppen met “een duizend jaar oud verhaal dat ik bij Somerset Maughan tegenkwam.” Het is het verhaal van het gedicht van Van Eyck, het speelt zich af in Bagdad, niet in een rooshof, maar gewoon op de markt, en de bediende vlucht op het paard van zijn meester naar Samarra. Stof genoeg voor een ijverige literatuurstudent om een mooi boek te schrijven, schreef ik in de kantlijn en ik vouwde een hoekje om van de betreffende bladzijde. Dat mag niet, ik weet het, maar zal het boek er echt veel eerder om vergaan?

Daar had ik het bij willen laten, in dit blogbericht, maar gemak dient de mens en ik had geen zin het gedicht over te typen. Google leverde een daverende verrassing op. Kijk zelf maar eens op de website van Frans Collignon en klik vervolgens op ‘mijn dood en ik’ en ‘De tuinman en de dood’. De concurrentie is hevig onder de tekstschrijvers.

Julian Barnes, Flauberts papegaai, Uitgeverij Arbeiderspers 1988, ISBN: 90 295 0138 8
Julian Barnes, Niets te vrezen, Uitgeverij Atlas 2008, ISBN: 978 90 450 0710 6